
Spreekwoorden: (1914)
Aan (of op) den draai zijnd.w.z. aan het draaien (vgl. een doordraaier, fri. trochdraeijer), zwaaien, zwieren, aan het pret maken zijn, een vroolijk en losbandig leventje leiden; syn. aan den zwier of aan den rol (zie Ndl. Wdb. XIII, 935), aan de sjou, Zaansch an de rul zijn; 17<sup>de<-sup...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Aan (of op) den draai zijnd.w.z. aan het draaien (vgl. een doordraaier, fri. trochdraeijer), zwaaien, zwieren, aan het pret maken zijn, een vroolijk en losbandig leventje leiden; syn. aan den zwier of aan den rol (zie Ndl. Wdb. XIII, 935), aan de sjou, Zaansch an de rul zijn; 17<sup>de<-sup...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.